De vergeten opstand in de psychiatrie
By Irene on 30 september 2018, in Geschiedenis van psychiatrie en verslavingIn de jaren zestig brak er opstand uit in de psychiatrie. In veel westerse landen en ook in Nederland gingen psychiaters, mensen met psychiatrische problemen en hun naasten de barricades op. Niet alleen voor betere zorg, maar ook voor een heel andere benadering van ‘gekte’ in de maatschappij. Een vergeten deel van deze geschiedenis is die van de naastenbeweging: de protestbeweging van mensen die als familieleden en vrienden te maken kregen met psychische ziekte en/of verslaving.
‘Een boek om boos en misselijk van te worden,’ schreef NRC/Handelsblad in 1972 over Laten ze het maar voelen van Corrie van Eijk-Osterholt. In het boek deed ze verslag van haar decennialange strijd voor betere zorg voor haar zus Mies, die sinds eind jaren veertig in een psychiatrische kliniek was opgenomen. In onze tijd is het heel normaal om met zo’n persoonlijk verhaal over angst en depressie in de familie naar buiten te treden. Maar toen was er nog zo’n taboe op psychische problemen dat de actie van mevrouw Van Eijk veel opzien baarde. Nadat er een hele aflevering van het televisieprogramma Een Uur U aan haar gewijd werd, werd ze bedolven onder brieven uit het hele land. Naasten die uit schaamte nooit over dit soort zaken spraken, hadden nu ontdekt dat ze niet de enigen waren met psychiatrische problemen thuis.
Solidaire actie
Toevallig verscheen in hetzelfde jaar in The Times een brief van een Britse vader van een jonge man met schizofrenie, die zijn – heel vergelijkbare – ervaringen met de psychiatrie publiek maakte. Dat was in Groot-Brittannië het startsein voor de oprichting van de National Schizophrenia Fellowship en daarmee van de naastenbeweging. In Nederland liep het heel anders. Mevrouw van Eijk werkte samen met een groep Leidse ouders die zich hadden verenigd in hun strijd voor betere ambulante psychiatrische zorg voor hun kinderen. Door het boek en het tv-optreden van mevrouw Van Eijk sloten zich bij die oudergroep steeds meer cliënten aan. Dat liep uit op de oprichting van de Cliëntenbond: een actiegroep voor en door cliënten die wantoestanden in de psychiatrie probeerde aan te pakken. Voorwaarde om je aan te sluiten bij de bond werd al snel dat je zelf ervaring moest hebben met opname in een kliniek; huiverig als de leden waren voor een te grote inmenging van veranderingsgezinde psychiaters en verpleegkundigen. Maar familieleden bleven solidair actief. Zo was een van de Leidse ouders, Willem Momma, in 1978 een van de oprichters van de Nederlandse Vereniging voor Autisme. En mevrouw van Eijk zou nog lang een prominente, onafhankelijke rol spelen als belangenbehartiger, zowel voor individuele gevallen als in de media en adviescommissies van de overheid.
Aan hun lot overgelaten
De wegen van cliënten en naasten scheidden alsnog in de eerste helft van de jaren tachtig. Het besef dat de belangen van beide partijen niet altijd gelijk opgingen, resulteerde in die periode in het oprichten van verschillende organisaties. Dat had vooral te maken met hoezeer naasten zich aan hun lot overgelaten voelden door de hulpverlening. Werd bijvoorbeeld een tiener opgenomen met de diagnose schizofrenie, dan mocht zijn moeder vaak niet of nauwelijks op bezoek vanuit de (wetenschappelijk al lang achterhaalde) theorie dat zijn problemen door haar afstandelijke of juist overbeschermende manier van opvoeden zou zijn veroorzaakt. Wat ook voor veel verdriet zorgde, was dat gezinnen soms werden uitgenodigd voor therapeutische gesprekken waarin iedereen al zijn ellende en verwijten op tafel moest gooien, maar dat dat verder niet goed werd begeleid. En kwam iemand na een opname weer thuis, dan was er geen enkele begeleiding voor de familie die elke dag moest dealen met gedrag dat voor hen moeilijk te begrijpen en beangstigend kon zijn. Ook de vooroordelen waar mensen mee te maken kregen, vielen hen zwaar. Gezinnen met een kind dat verslaafd raakte aan heroïne, bijvoorbeeld, werden al snel het mikpunt van roddels: wat wil je ook met zo’n werkende moeder, of met zo’n afwezige vader?
Een eigen verhaal
Zo zagen in de eerste helft van de jaren tachtig de Landelijke Stichting Ouders van Drugsverslaafden (LSOVD), In Perspektief, Ypsilon en Labyrint het licht. Samen met een heleboel andere verenigingen van naasten en cliënten samen, die ook bleven bloeien, vormen ze een minder bekende emancipatiebeweging. Maar het was er wel een die in de jaren tachtig en negentig luid en duidelijk voor haar belangen zou opkomen. Deze opstand van naasten is het onderwerp van het promotieonderzoek waar ik dit jaar mee begonnen ben en dat de komende vier jaar zal duren. De vraag waarom deze beweging opkwam staat daarin centraal. Om die te beantwoorden ga ik in het bijzonder kijken naar de botsende opvattingen onder het Nederlandse publiek, in de psychiatrie, in de cliëntenbeweging en in de naastenbeweging zelf over waar psychiatrische problemen vandaan komen en wat dat zegt over de mensen die daarmee kampen. Een samenleving die moeders automatisch aanwees als schuldige, psychiaters die gezinnen per definitie als ziekmakend beschouwden, een clientenbeweging die zich afzette tegen de betrokkenheid van ouders, partners, broers, zussen en vrienden – er kwam een dag waarop naasten daar hun eigen verhaal tegenover moesten zetten.
Dit blog verscheen eerder op de website van de Open Universiteit