
Beeld van heroïneverslaafden
By Irene on 21 juli 2017, in Gendergeschiedenis, Geschiedenis van psychiatrie en verslaving, Geschiedenis vertellenHoe bepaalden de verhalen van Christiane F., de moeder van David S. en Floortje Bloem ons (gender)beeld van heroïneverslaafden en hun ouders tijdens de heroïne-epidemie van de jaren 80?
Dat is het onderwerp van de onderzoeksmasterscriptie waar ik deze week een 9 voor kreeg. Al mijn specialismen komen hierin bijelkaar: geschiedenis van psychiatrie en verslaving, levensverhalen en gender.
In het begin van de jaren 80 was de heroïne-epidemie in Nederland op zijn hoogtepunt. 30.000 mensen waren verslaafd, binnensteden werden geteisterd door de criminaliteit waarmee zij aan het geld voor hun drugs kwamen, en overheid, politie en verslavingszorg stonden machteloos. De meeste Nederlanders hadden geen idee wat heroïneverslaving was, maar beelden in de media van magere, verwaarloosde, nerveuze junks die zich over straat haastten of in een portiek een spuit zetten maakten velen bang.
Vanaf 1980 werden drie boeken en films over heroïneverslaafden enorm populair: het waargebeurde verhaal “Christiane F., verslag van een junkie” en de romans “De moeder van David S.” en “Het verrotte leven van Floortje Bloem”, geschreven door Yvonne Keuls. In mijn scriptie laat ik zien welke impact deze verhalen hadden in Nederland. Ondanks de goede bedoelingen van de schrijvers versterkten ze het afschrikwekkende, negatieve stereotype beeld van de junk. Maar bij sommige lezers en kijkers wekten ze ook nieuwsgierigheid. Sommige jongeren gingen juist op zoek naar heroïne na het zien van de film “Wir Kinder vom Bahnhof Zoo” over Christiane F.
De verhalen waren een spiegel van hun tijd. Je vindt duidelijk de sporen van het individualisme dat ontstond in de jaren 70, die ook wel het “Ik-tijdperk” worden genoemd. De hoofdpersonen worden niet alleen door anderen verantwoordelijk gehouden voor hun eigen verslaving, ze zijn er zelf ook van overtuigd en leggen de schuld niet bij hun ouders of de economische crisis van die tijd. Ook de Tweede Feministische Golf is sterk in de verhalen aanwezig. In de manier waarop meisjes en jongens die verslaafd zijn naar voren komen, herken je destijds progressieve ideeën over genderverhoudingen. Meisjes zijn onafhankelijk en stoer, jongens zijn extreem agressief of juist totaal verwijfd. Dat is heel bijzonder, want beelden van vrouwelijke verslaafden zijn tijdens de Eerste en de Tweede Feministische Golf juist vaak gebruikt om de vrouwenbeweging te demoniseren.
De verhalen waren ook bepalend voor het beeld van ouders van heroïneverslaafden. Weer draait alles om individuele verantwoordelijkheid. Ouders zijn niet schuldig aan de verslaving van hun kind en moeten zich niet mee laten sleuren in zijn of haar ellende, was de boodschap. Alleen dan kunnen zij zichzelf en de rest van hun gezin redden. En opnieuw is de vrouw de hero en de man de zero: moeders maken het verschil, vaders zijn agressievelingen en zwakkelingen. Ook dit is bijzonder, want sinds de Tweede Wereldoorlog wezen psychiaters naar de moeder als de schuldige wanneer een kind psychische problemen kreeg of een verslaving.
Rond de eeuwwisseling verdwenen de junks uit het Nederlandse straatbeeld. Van angstaanjagende of juist inspirerende types waren ze veranderd in ongevaarlijke, trieste figuren, verzorgd in methadonprogramma’s. Ook het imago van hun ouders was veranderd: in plaats van schuldig werden zij nu meer gezien als bondgenoten in de zorg voor hun verslaafde kind. Maar de levensverhalen van de moeder van David S., Christiane F. en Floortje Bloem staan nog steeds als monumenten voor de beelden van heroïneverslaafden en hun ouders van de generaties van de jaren 80.
Irene Geerts, “The image of a generation. (Gender) images of heroin addicts and their parents in The Netherlands, 1980-1985.” Vrije Universiteit Amsterdam, 2017.
Wil je mijn scriptie lezen?
Stuur me een bericht en de pdf komt naar je toe!